Stammen en takken: tips en oefeningen

SAMSUNG CSC

Als wij dingen naschilderen of -tekenen, dan vertalen we drie dimensies naar twee dimensies. We gebruiken daarbij allerlei hulpmiddelen. We zoeken naar verhoudingen, contouren, restvormen enzovoorts.

Volumes schetsen

Vormen en volumes van objecten kun je ook aftasten door hulplijnen te trekken. Teken iets na, en probeer dan voor je te zien dat er over de objecten touwtjes geplakt zijn, die heel precies de vormen volgen.

Zet die denkbeeldige lijnen gewoon in je tekening. Je kunt dat op verschillende manieren doen, de lijnen kunnen horizontaal of verticaal lopen, of schuin. Dat maakt allemaal niet uit, probeer het allemaal maar eens uit. Juist dat proberen en zoeken zorgt ervoor dat je gericht bent op het werken met volumes.

Teken denkbeeldige draadjes om de takken en stammen en je krijgt een tekening met volume

Je kunt ook proberen om de lijnen zelfs door te trekken aan de kanten die je niet ziet. Er komt wat kennis van perspectief tekenen bij kijken, maar je kunt het gewoon proberen.

Je kunt ook de verticale assen aangeven

Als je dit een beetje oefent zul je veel meer gevoel krijgen voor de ruimtelijke vormen. Het maakt bovendien meteen het vinden van licht/donkerpartijen een stuk makkelijker. Als je namelijk weet waar een bepaald vlak heendraait, dan weet je ook wat de relatie van dat vlak met de lichtbron is.

Volumeschets
De volumeschets maakt het schilderen veel makkelijker, omdat donkere en lichte partijen zo veel makkelijker te begrijpen en te zien zijn
De volumeschets maakt het schilderen veel makkelijker, omdat donkere en lichte partijen zo veel makkelijker te begrijpen en te zien zijn

Detail en contrast

Over het algemeen zijn de contrasten (in licht en donker én kleur) in de voorgrond veel groter. Ook zie je natuurlijk meer details.

Struik in voorgrond heeft een veel grotere variatie van donker naar licht en kleur dan de bomen die wat verder weg staan.

Bomen en takken in de achtergrond bevatten minder detail. Daarnaast zijn de contrasten in kleur en licht-donker ook minder groot dan in de voorgrond.

Kale bomen (en takken) die verder weg staan zorgen vaak voor een soort “wazig” gebied. Je ziet niet elk takje, je ziet een soort mengsel tussen lucht en takkenkleur. Maak dan ook op je palet wat kleuren aan die heel dicht bij elkaar liggen en die ook dicht bij de kleur van de lucht in de buurt komen. Zo kun je heel makkelijk een wazig effect nabootsen.

Hoe dunner de takken, hoe lichter de kleur. De kleur komt heel dicht in de buurt van de kleur van de lucht.
Hier is het kleurverschil iets groter, maar toch: hoe minder vol de takkenbossen worden (en hoe dunner de takjes) hoe minder de kleurverzadiging.

En last but not least: boomstammen komen uit de grond, ze staan er niet bovenop! Probeer dat in je schilderij ook te laten zien, door bijvoorbeeld gebruik te maken van overlapping.

Links: boomstam lijkt op de grond te staan. Rechts lijkt ie uit de grond te komen.

1: Vereenvoudigen / globale vormen
2: Lichtval
3: Plan van aanpak (opbouw schilderij)
4: Kleur
5: Atmosferische diepte (kleur en detail)
6: Stammen en takken
7: Dynamiek / beweging
8: Oefentips