Van globaal naar specifiek
Als je iets gaat tekenen of schilderen is het belangrijk om eerst de grote globale vormen neer te zetten. Het heeft geen zin om in detail te gaan werken als het grote geheel nog niet klopt.
Als je de grote vormen op de juiste plekken hebt staan, kun je daarna binnen die grote vormen weer nieuwe globale vormen zoeken en neerzetten. Gaandeweg word je in je hele schilderij of tekening steeds specifieker.
Je kunt zelf bepalen in hoeverre uiterst gedetailleerd wil gaan werken of dat je het mooier vindt om het wat grover te laten. Maar wat je ook kiest, de opbouw blijft hetzelfde: van globaal naar specifiek.
Materialen
Je kunt de schets opzetten op een papier, doek of plank. Als je gaat schilderen met acrylverf, dan is het raadzaam je doek, papier of paneel voor te behandelen met gesso.
Je kunt schetsen met potlood, houtskool, krijt of direct met verf.
Als je met potlood werkt, houd hem dan losjes, overhands vast. Als je het potlood in de schrijfgreep vasthoudt zul je eerder geneigd zijn om details te gaan tekenen. Door het potlood overhands vast te houden word je vanzelf gedwongen groot te denken en te werken. Het maken van grote bewegingen gaat dan makkelijker.
Als je met verf schetst, pak dan een kwast waarvan je zou denken dat ie te groot is. Ook hiermee dwing je jezelf groot te denken en te werken. In een later stadium kun je overstappen op andere kwasten als je wat gedetailleerder wil werken.
Je kunt zelf kiezen welke kleur je wil gebruiken, houd er wel rekening mee dat je niet zo makkelijk over bijvoorbeeld zwart heen kunt schilderen. Geel is weer een beetje te licht over het algemeen. Zelf vind ik gebrande omber of ruwe omber prettig om mee te werken. Daarmee kun je relatief donker werken en toch kun je er later makkelijk overheen. Het zijn ook wat ‘aardsere’ kleuren, die zich makkelijk mengen met de natuurlijke kleuren die je later gaat gebruiken.
Uiteraard kun je je fouten wegwerken met wit, of een andere kleur als je je achtergrond een kleur hebt gegeven.
Waar kun je op letten?
Om te beginnen kun je eerst je onderwerp goed analyseren. Kijk niet naar de details, kijk alleen naar de grote vormen.
Compositie
Bepaal ook hoe je je onderwerp in beeld wil brengen: op welke plek, hoe groot enzovoorts. Je bent dan dus bezig met je compositie. Zorg ervoor dat je het beeld interessant maakt. Het spreekt wel voor zich, maar een groot vel papier met ergens in het midden een heel klein boompje is niet zo interessant. Een afwisseling tussen grotere en kleinere objecten is fijn, en vaak is het prettig als je hoofd onderwerp net iets uit het midden staat. Verder is het natuurlijk echt een kwestie van smaak en gevoel.
Bij bomen met grote bladerbossen kun je mooi lijnen om de contouren zetten. Let ook op restvormen.
Ook bij kale bomen kun je gewoon contouren neerzetten op je papier of doek. Die contouren geven houvast en je kunt ze later makkelijk wegwerken met een nieuwe laag verf.
Denk vanuit rechte lijnen
Als je met rechte lijnen schetst, dan kun je snel iets neerzetten waar je later verder aan kunt werken.
Gebruik restvormen
Kijk ook naar de plekken waar juist niets te zien is! We noemen dat restvormen of negatieve ruimten. Vaak zie je mooie restvormen tussen boomstammen, takken, tussen takken en bladeren, tussen bladergroepen, tussen bladergroepen en lucht enzovoorts.
Als je de restvorm op de goede plek zet, krijg je al veel van de vorm kado.
1: Vereenvoudigen / globale vormen
2: Lichtval
3: Plan van aanpak (opbouw schilderij)
4: Kleur
5: Atmosferische diepte (kleur en detail)
6: Stammen en takken
7: Dynamiek / beweging
8: Oefentips